Deze website maakt gebruik van cookies.
OK

News

27/11/09 - Schuldvorderingen en Continuïteit van de ondernemingen

Gerechtelijke reorganisaties : Hoe uw schuldvorderingen nog incasseren wanneer uw schuldenaar het voordeel inroept van de nieuwe wet op de continuïteit van de ondernemingen? De wet van 31 januari 2009, die de wet op het gerechtelijk concordaat vervangt, werd van kracht op 1 april 2009. Doel van de wet is de continuïteit te verzekeren, onder toezicht van de rechter, van de ondernemingen die in moeilijkheden verkeren of van hun activiteiten, geheel of gedeeltelijk.

De procedure, die relatief eenvoudig kan worden ingeleid, voorziet het toekennen van een opschorting waardoor hetzij een minnelijk akkoord wordt bevorderd (artikelen 43 en volgende van de wet), hetzij een collectief akkoord wordt bekomen van de schuldeisers over een reorganisatieplan (artikelen 44 en volgende), hetzij nog de overdracht onder gerechtelijk toezicht van het geheel of een gedeelte van de onderneming of haar activiteiten aan één of meerdere derden (artikelen 59 en volgende).

Het is onder die omstandigheden helaas moeilijk om de ene schuldeiser te vereffenen zonder de andere te benadelen; in onze uiteenzetting willen we, zonder het onderwerp grondig uit te diepen, de schuldeisers duidelijk maken welk lot de wet hen toebedeelt wanneer hun schuldenaar een verzoek tot bescherming indient zoals de wetgever hen in deze wet biedt.

1. Het indienen van het verzoek en het onderzoek ervan

De procedure start met het neerleggen van een verzoek, waarvan de schuldeisers slechts op de hoogte worden gesteld voor zover de schuldenaar dit wenst. De rechtbank van koophandel onderzoekt dit verzoek binnen een termijn van tien dagen vanaf het neerleggen. Nadat zowel de schuldenaar als een handelsrechter, "gedelegeerd rechter" genoemd, werden gehoord, doet de rechtbank uitspraak bij vonnis binnen een termijn van acht dagen na behandeling van het verzoek.

In dit eerste stadium van de procedure is de beoordelingsmacht van de rechtbank beperkt: een verzoek is steeds ontvankelijk verklaard van zodra de vereiste stukken worden voorgelegd en er wordt aangetoond dat de continuïteit van de onderneming gevaar loopt; het plan dat de schuldenaar voorlegt hoeft dus niet noodzakelijk realistisch te zijn…

Het vonnis bepaalt de duur van de opschorting (vroeger sprak men van "voorlopige opschorting"), die niet langer kan zijn dan 6 maanden, onder voorbehoud van latere verlenging welke desgevallend op verzoek van de schuldenaar en na verslag van de gedelegeerde rechter kan worden bekomen; de "voorlopige opschorting" kan een totale duur van 12 maanden niet overschrijden berekend vanaf het vonnis dat de opschorting toekent, desgevallend verlengd met maximum 6 bijkomende maanden in het kader van een overdracht, te rekenen vanaf de datum van goedkeuring van die overdracht.

2. Onmiddellijk effect van het verzoek: uitvoeringshandelingen worden lamgelegd


Het neerleggen van het verzoek heeft een onmiddellijke uitwerking: de schuldenaar kan niet meer failliet verklaard worden en roerende of onroerende goederen van de schuldenaar kunnen in het geval ze in beslag zijn genomen niet meer worden verkocht: dit is het  "chapter 11"-effect. Tussen het neerleggen van het verzoek en het vonnis dat de opschorting toekent, kunnen de schuldeisers dus ten hoogste nog bewarend beslag doen leggen die echter tot geen enkele voorrang van betaling zal leiden.

3. Meteen bij toekenning van de opschorting worden de schuldvorderingen die het vonnis voorafgingen in principe bevroren

Schuldvorderingen die ontstonden vóór de datum van het eerste vonnis bij opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden tijdens de duur van de opschorting principieel bevroren: de schuldeiser kan geen enkel beslag laten leggen.

Praktisch betekent dit dat de schuldenaar zich kan onthouden van betaling van de schuldvorderingen die ontstonden op een datum die het vonnis voorafging; wat hem niet belet ze te betalen indien hij dat wil... bij vb. indien hij van zijn schuldeiser nieuwe leveringen nodig heeft. Een eventuele vrijwillige betaling kan plaatsvinden zonder dat een gelijkheid onder de schuldeisers of een volgorde van waarborgen en voorrechten dient te worden gerespecteerd en zonder het risico dat de betaling in geval van faillissement niet tegenstelbaar zou worden verklaard.

4. De schuldenaar mag verder nog een einde maken aan lopende overeenkomsten (met uitzondering van arbeidsovereenkomsten); bij gebrek hieraan blijven contracten bestaan

A) De principes
Ook in gevallen waar de overeenkomst geen bepalingen voorziet in die zin, kan een schuldenaar beslissen om een lopende overeenkomst voor de duur van de opschorting niet langer uit te voeren wanneer deze niet-uitvoering noodzakelijk is om een reorganisatieplan aan de schuldeisers te kunnen voorleggen of om de overdracht onder gerechtelijk gezag mogelijk te maken. Wanneer de schuldenaar beslist om een lopende overeenkomst niet langer uit te voeren wordt een schadevergoeding daarvoor ook voor de duur van de opschorting bevroren.

Daartegenover staat dat bij ontstentenis van verbreking door de schuldenaar, lopende overeenkomsten niet van rechtswege worden beëindigd; in het geval dat de schuldenaar in gebreke bleef vóór het vonnis van opschorting mag de schuldeiser de overeenkomst niet beëindigen voor zover de schuldenaar zijn verplichtingen naleeft binnen de 15 dagen na ingebrekestelling.

Verder geldt dat «een schuldvordering die voortvloeit uit lopende overeenkomsten met opeenvolgende prestaties, met inbegrip van de rente, niet onderworpen is aan de opschorting in de mate dat zij betrekking heeft op prestaties verricht nadat de procedure open is verklaard.»

B) Hoe moet een schuldenaar concreet te werk gaan?
Voor lopende overeenkomsten (bijvoorbeeld met betrekking tot kredieten, tot levering van nutsvoorzieningen of tot verzekeringen), moet de schuldenaar de volgende houding aannemen:

  • sommen die verschuldigd zijn voor verrichtingen die volgden op de datum van opening van de procedure moet hij steeds betalen;
  • praktisch gezien zou hij ook de sommen moeten betalen die verschuldigd zijn voor de periode die voorafgaan wanneer de schuldeiser dreigt een einde te stellen aan de overeenkomst: in dat geval moet de betaling gebeuren binnen de 15 dagen na de ingebrekestelling (die in de tijd per hypothese volgt op het vonnis van toekennen van opschorting);
  • bij gebrek aan regularisatie binnen de 15 dagen van de ingebrekestelling heeft de schuldeiser nog steeds het recht om de overeenkomst te verbreken (zo kan een bankier bijvoorbeeld kredieten opzeggen);
  • de schuldenaar zal zich er eveneens moeten bij neerleggen de sommen te betalen die verschuldigd zijn voor een voorafgaande periode wanneer de schuldeiser het recht op inhouding inroept of een uitzonderlijke niet-uitvoering in omstandigheden die het bedrijf niet toelaten te functioneren.


5. En wat met de strafbedingen en andere verhogingen?

De strafbedingen, met inbegrip van bedingen tot verhoging, blijven zonder gevolg tijdens de periode van opschorting en tot de integrale uitvoering van het reorganisatieplan ten aanzien van de in het plan opgenomen schuldeisers. De schuldeiser kan evenwel de werkelijke schade opnemen die door de niet-naleving van een verbintenis werd geleden, maar dit leidt tot de definitieve verzaking aan de toepassing van het strafbeding.

6. Hoe kunnen de schuldeisers hun rechten laten gelden?


De schuldenaar die geniet van een opschorting moet binnen een termijn van 14 dagen na uitspraak van het vonnis al zijn schuldeisers verwittigen. Bij ontvangst van deze verwittiging kunnen de schuldeisers de bedragen die de schuldenaar aangeeft betwisten en zonodig hun betwisting voor de rechtbank brengen (artikel 46).

Schuldeisers kunnen ook het bestaan van een schuld aangeven door een titel neer te leggen in het dossier van de gerechtelijke reorganisatie die ter griffie wordt bijgehouden, waarin deze schuld wordt vastgesteld. Neerlegging van deze titel volstaat om de verjaring van de schuld te stuiten terwijl deze formaliteit ook geldt als een ingebrekestelling (art. 20 al. 3).

 


Elke schuldeiser mag verzoeken de procedure van reorganisatie te beëindigen wanneer de schuldenaar kennelijk niet meer in staat is de continuïteit van zijn onderneming te verzekeren; deze revocatie kan plaatsvinden tussen de 30e dag volgend op de neerlegging van het verzoekschrift en de dag van neerlegging van het reorganisatieplan.
Schuldeisers hebben er dus belang bij, telkens zij worden geconfronteerd met een procedure van reorganisatie, op de hoogte te zijn van de vordering van de procedure waarin de schuldenaar zich bevindt.
Om de sleuteldata van de procedure te bepalen, vertrekt de schuldeiser van de informatie in de brief waarmee de schuldenaar hem van de procedure informeert, vermits deze binnen de 14 dagen na vonnis moet worden verstuurd, en van de publicatie in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad, welke in principe binnen de vijf dagen na vonnis plaatsvindt.

Hier een voorbeeld dat betrekking heeft op een geval van verzoek van opschorting om een collectief akkoord van de schuldeisers te bekomen voor een reorganisatieplan; hier kunt u zien hoe de "te onthouden data" worden bepaald:

  1. datum van neerlegging van het verzoek: 25 september 2009
  2. rechtszitting van de rechtbank van koophandel: 7 oktober 2009
  3. datum van het uitgesproken vonnis: 16 oktober 2009
  4. datum van publicatie van een uittreksel uit het vonnis in het Belgisch Staatsblad:
    30 oktober 2009
  5. datum waarop de schuldenaar de schuldeisers verwittigt: 10 november 2009
  6. datum van het verzoek tot een vonnis waarin de rechtszitting wordt vastgelegd waarop zal worden gevraagd te stemmen over het plan: 15 februari 2010
  7. datum van een eventueel verzoek tot verlenging van de opschorting: 15 februari 2010
  8. datum van neerlegging van een reorganisatieplan: 28 februari 2010
  9. datum van oproeping van de schuldeisers (de schuldeisers moeten worden opgeroepen om over het herstelplan te stemmen in een eerste hoorzitting; een tweede rechtszitting kan desgevallend in de daaropvolgende dagen worden vastgelegd voor een homologatie) en van betekening aan de schuldeisers van de mogelijkheid om het plan ter griffie te raadplegen: 10 maart 2010
  10. datum van de rechtszitting van stemming (14 dagen voor het verlopen van de opschortingstermijn - de stemming zelf mag slechts plaatsvinden minstens 14 dagen na de betekening): 31 maart 2010
  11. einde van de voorlopige opschorting of van de homologatie van het plan:
    15 april 2010
  12. in voorkomend geval einde van de definitieve opschorting (onder voorbehoud van verlenging van maximum 12 maanden): 25 september 2011
  13. uitvoering van het plan (maximum vijf jaren vanaf datum van homologatie):
    15 april 2015


Dit schema is hier bewust vereenvoudigd en houdt geen rekening met de diverse incidenten die de procedure kunnen beïnvloeden: een gerechtelijke reorganisatie is geen improvisatiewerk en vraagt om een bijzonder aandachtige houding van de schuldeisers.


Bron :
Michel FORGES

Advocaat - gespecialiseerd in beslagleggingen en waarborgen
Docent op de Université de Mons
Rechter plaatsvervanger bij de rechtbank van koophandel van Brussel
Erkend bemiddelaar in burgerlijke en handelszaken

FABER INTER - LAW FIRM

Vossendreef 4 & 6 - 1180 Brussel
tel. (00.32).2.639.63.69

m.forges@faberinter.be
www.faberinter.be

 

Home

Alle nieuws raadplegen